Preloader image

Herziening richtlijn betreffende energieprestatie gebouwen

De herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen maakt deel uit van het Fit-for-55-pakket, welke invulling geeft aan het juridisch bindende Europese broeikasgasreductiedoel van tenminste netto 55% in 2030 t.o.v. 1990 en klimaatneutraliteit in 2050. Ook de Renovatiegolf mededeling is hierin voorzien. De Renovatiegolf mededeling beoogt het renovatietempo van gebouwen in de Europese Unie (EU) te verhogen.

 

Een aantal zaken in deze herziening hebben te maken met de energieprestatie van gebouwen. Deze benoemen we kort.

 

Minimum energieprestatie-eisen voor nieuwbouw en bestaande bouw

Nieuwe gebouwen vanaf 2030 volledig emissievrij moeten zijn. Ook introduceert de Commissie eisen omtrent ventilatie, brandveiligheid, toegankelijkheid en circulair materiaalgebruik. Nieuwe overheidsgebouwen, zowel in eigendom als gehuurd, hebben een voorbeeldfunctie en moeten vanaf 2027 emissievrij zijn. Voor bestaande gebouwen introduceert de Commissie minimum energieprestatie-eisen, met name voor de slechtst presterende gebouwen. Voor utiliteitsgebouwen en gebouwen van publieke instellingen voorziet men een verplichting van minimaal energielabel F in 2027 en minimaal label E in 2030. Voor woningen zal dit label F in 2030 en label E in 2033 zijn. Lidstaten worden opgeroepen om zelf aanvullende eisen te stellen voor andere jaartallen met het oog op een emissievrije gebouwvoorraad in 2050. Voor ingrijpende renovaties van gebouwen of gebouwdelen geldt nog steeds dat er energieprestatie-eisen zijn voor zover dit technisch, functioneel en economisch haalbaar is, maar met nieuwe voorschriften voor klimaatadaptatie en asbestsanering. Cultureel erfgoed en monumenten zijn niet meer per definitie uitgezonderd van energieprestatie-eisen wanneer verduurzaming de cultuurhistorische waarde van het gebouw of het gebied niet aantast. Ten aanzien van de berekening van de energieprestatie van gebouwen wijzigt de Commissie een aantal definities en schrijft zij voor dat lidstaten een (semi) dynamisch rekenmodel moeten hanteren in plaats van een statisch rekenmodel. Verder moet het aandeel hernieuwbare energielevering via collectieve netten meegenomen worden in de berekening van de energieprestatie van gebouwen. Dit kan via certificering per net of via erkende primaire energiefactoren. Lidstaten mogen zelf de hoogte van deze factoren bepalen, opgesplitst in een aandeel niet hernieuwbare energie en een aandeel hernieuwbare energie.

 

Energielabels en gebouwrenovatie paspoorten

De Commissie benadrukt in het voorstel het belang van energielabels als bron van informatie en basis voor investeringen in verduurzaming. De Commissie wil dat energielabels in alle lidstaten heldere en kloppende informatie bevatten. Daarom stelt zij een Europese harmonisatie van de energielabelclassificatie voor waarbij energielabel A correspondeert met het emissievrije niveau voor nieuwbouw en energielabel G met de 15 procent slechtst presterende gebouwen in de gebouwenvoorraad van een lidstaat. Hiernaast stelt de Commissie voor om de vormgeving, opgenomen indicatoren en geldigheidsduur (maximaal 10 jaar voor energielabel A t/m C en 5 jaar voor D t/m G) van het energielabel aan te passen. Tot slot introduceert het voorstel een EU-raamwerk voor vrijwillige gebouwrenovatiepaspoorten per 2025.

 

Hoe past Nederland dit toe?

Het kabinet erkent het Europees broeikasgasreductiedoel van tenminste netto 55% in 2030 t.o.v. 1990 en steunt klimaatneutraliteit in 2050. Verduurzaming van alle 8 miljoen woningen en 0,5 miljoen overige gebouwen in Nederland is hierbij van belang. Het nieuwe coalitieakkoord bevat extra maatregelen en meer inzet op dit gebied dan is afgesproken in het Klimaatakkoord. De ambitie in het coalitieakkoord is een extra CO2-reductie door maatregelen in de gebouwde omgeving van circa 7Mton in 2030. Dit is nog indicatief. De opgave raakt aan de woon- en leefomgeving van mensen en vraagt actieve medewerking bij de aanpassing en verduurzaming van individuele woningen, waarbij aandacht is voor de uitvoerbaarheid.

 

Qua regelgeving moeten nieuwe gebouwen sinds 2021 aan de Bijna Energie Neutrale Gebouw-eisen (BENG) voldoen en nieuwe overheidsgebouwen sinds 2019. Verder is er regelgeving voor de energieprestatie van bestaande gebouwen op momenten van ingrijpende renovatie, verbouw en van vervanging van de verwarmings- of koelingsinstallatie. Ook kent Nederland een vrijwillige isolatiestandaard voor woningen en een wettelijke verplichting voor kantoren om minimaal energielabel C te hebben per 2023. Voor verhuurders van woningen geldt dat het kabinet in het coalitieakkoord heeft afgesproken om via normering en positieve prikkels verduurzaming te stimuleren. Verder wordt er een wettelijke eindnorm 2050 ontwikkeld voor utiliteitsgebouwen.

 

Voor de verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed in Nederland zijn zogeheten sectorale routekaarten opgesteld waarin duidelijk wordt op welke wijze het vastgoed CO2-arm en fossielvrij wordt gemaakt richting 2050. Om duurzame mobiliteit te faciliteren, zijn er in Nederland vereisten voor laadpunten in nieuwe en ingrijpend gerenoveerde parkeergelegenheden. Tot slot is er veel aandacht voor innovatie en opschaling om tot kostenreductie van maatregelen te komen. Gebruik van data en digitalisering spelen daarbij een belangrijke rol.

 

Nationaal Renovatieplan en uitfaseren fossiele brandstofinstallaties

Het kabinet staat positief tegenover Nationale Renovatieplannen voor de energietransitie in de gebouwde omgeving en is ook positief over het voorstel om via normering fossiele brandstofinstallaties in gebouwen uit te kunnen faseren.

 

Minimum energieprestatie-eisen voor nieuwbouw en bestaande bouw

a) Nieuwbouw

Het kabinet vindt het voorstel om nieuwe gebouwen vanaf 2030 volledig emissievrij te laten zijn een positief ambitieuze standaard. Het jaartal 2030 biedt voor de meeste typen gebouwen ook voldoende tijd voor de markt om zich hierop voor te bereiden. Voor een aantal typen gebouwen, zoals hoogbouw of sommige vormen van maatschappelijk vastgoed, is het nog onduidelijk of er altijd voldaan kan worden aan de nieuwe norm. Het kabinet zal dit onder de aandacht brengen bij de Commissie en op basis van nader onderzoek bezien of uitzonderingen mogelijk moeten worden. Het kabinet erkent de voorbeeldrol van de publieke sector bij nieuwbouw, maar heeft aanvullende vragen aan de Commissie over de verplichting ten aanzien van het huren van gebouwen en uitzonderingsmogelijkheden hierop.

 

b) Bestaande bouw

Het kabinet steunt de noodzaak voor de introductie van de minimum energieprestatie-eisen voor bestaande bouw. Normering om de slechtste energielabels uit te faseren is op termijn noodzakelijk en onvermijdelijk om de energietransitie in de gebouwde omgeving te laten slagen. Alle gebouwen dienen immers klimaatneutraal te zijn in 2050. Tegelijk acht het kabinet het niet aan de Commissie om hierop detailregelgeving te formuleren in deze fase. Het voorstel is op dit punt niet proportioneel, omdat het belangrijk is dat lidstaten voldoende flexibiliteit behouden om zelf invulling te kunnen geven aan minimumeisen zodat deze passen bij de nationale situatie.

 

c) Berekeningsmethode minimum energieprestatie-eisen

Ten slotte is het kabinet geen voorstander van het wijzigen van berekeningsmethode van de energieprestatie-eisen voor gebouwen, omdat dit naar verwachting leidt tot disproportioneel hoge kosten en grote veranderingen in de berekeningswijze en daarmee onzekerheid voor de markt. Het kabinet vindt dat de nadelen van een dergelijke stelselwijziging niet in verhouding staan tot de voordelen. Wel is het kabinet positief over de geboden flexibiliteit van lidstaten om de hoogte van de primaire energiefactoren zelf te bepalen.

 

Energielabels en gebouwrenovatie paspoorten

Het kabinet is voorstander van een kwalitatief, betrouwbaar en betaalbaar energielabel. Het energielabel is een belangrijk instrument voor bewustwording en informatievoorziening richting gebouweigenaren en huurders. Het kabinet ziet voordelen van een aangepaste (kortere) geldigheidsduur in combinatie met versimpelde procedures voor het updaten van een energielabel (herlabeling). Dit bevordert de actualiteit van de energielabels en de versimpelde procedures borgen ook dat de kosten van deze wijziging beperkt kunnen blijven. Het kabinet is echter geen voorstander van de voorgestelde herijking van het energielabel en heeft zorgen over de praktische uitwerking van deze harmonisatie. De herijking betekent immers dat de labelklasse-indeling die we nu in Nederland gebruiken wordt aangepast, waarna veel gebouwen in Nederland na deze harmonisatie een andere energielabelclassificatie krijgen. Dit brengt onduidelijkheid en administratieve kosten met zich mee voor met name gebouweigenaren. Het kabinet ziet voor de Commissie weliswaar voordelen van een Europese herijking van energielabels ten aanzien van borging en monitoring van resultaten, maar is geen voorstander van de herijking. Verder vereisen de voorgestelde extra indicatoren op het energielabel en Europese vormgeving van het label ook aanpassingen in Nederland. Dit heeft naar verwachting grote gevolgen voor herkenbaarheid, draagvlak en de administratieve en financiƫle lasten. Het kabinet zal in dit kader het belang van de herkenbaarheid, betaalbaarheid van het energielabel en het zoveel mogelijk beperken van de lasten benadrukken bij de Commissie. Ten aanzien van de renovatiepaspoorten voor gebouwen ziet het kabinet de meerwaarde van een dergelijk instrument. Wel zal het de Commissie vragen wat de nut en noodzaak is voor het ontwikkelen van dit vrijwillige instrument op EU-niveau. Dit is nu nog niet helder. De herijking kan ook betekenen dat de minimum energieprestatie-eisen die de Commissie voorstelt van toepassing zijn op meer gebouwen dan onder de huidige energielabelclassificatie.

 

Het complete document met alle ins & outs is te vinden op de website van de Tweede Kamer.

 

We zijn apetrots op onze klanten!